In de beginperiode werd de brandstof direct in de tank gegoten, ofwel de vulhals was direct verbonden met de tank. Bij de VW Kever en Karmann Ghia was er zelfs geen tankklepje aanwezig, er werd getankt via de kofferbak. Bij de eerste serie Volkswagen Bussen was dit ook het geval, daar moest onder de motorklep worden getankt. Bij de Kever en Karmann Ghia heeft het tot de modelwisseling in 1968 geduurd voordat hier een eind aan kwam. Bij de Bus is men daar al veel eerder vanaf gestapt, niet voor de luxe, maar voor de veiligheid. Brandstof vullen in dezelfde ruimte als waar de motor draait is niet zo veilig, bij de modelwisseling in 1955 kwam daar dan ook een einde aan.
Om een goede afsluiting te verkrijgen tussen de vulhals en carrosserie bevindt zich rond de vulhals een rubber, wat na verloop van tijd uitdroogscheurtjes gaat vertonen. Bij de Kever en Karmann Ghia komt er dan via de kofferruimte een benzinewalm die doordringt tot in het interieur. Bij praktisch iedere restauratie is dit rubber dan ook aan vervanging toe.
Bij de eerste serie Panorama Bussen sloot de metalen vulhals direct aan op de carrosserie met daartussen een afdichting, die tot het modeljaar 1971 zo is gebleven. Vanaf het model jaar 1972 is deze afdichting komen te vervallen, om in modeljaar 1974 over te stappen naar een uit rubber geproduceerde vulhals. Deze rubberen tankvulhals is ook bij de derde generatie Bus zo gebleven.
Nuttige informatie uit Paruzzi magazine en van ons YouTube kanaal :
Kijk voor nog meer technische artikelen op de pagina Paruzzi Magazine